How to Know conjunctions in Dutch
Jump to navigation
Jump to search
Simple
- And: En
- Or: Of
- Maar: But
- Want: Because
- Dus: So
- Waneer: When
- Als:
- Terwijl:
- Zodra:
- Voordat:
- Voor:
- Nu:
- Toen:
- Nadat:
- Zolang als:
- Totdat:
- Sinds:
- Doordat:
- Zodat:
- Zo ... dat:
- Waardoor:
- Omdat:
- Zodat:
- Als:
- Indien:
- Mits:
- Tenzij:
- Hoewel:
- Ofschoon:
- Ondanks dat:
- Zoals:
- Alsof:
- Dat:
- Of: